Door: Sandra Rinck
Leestijd 7 minuten

De optimale gemeenschapsgrootte

Waarom menselijke schaal de sleutel is tot verbonden buurten
In een tijd waarin steden steeds groter en anoniemer worden, dringt zich een fundamentele vraag op: wat is de ideale schaal voor menselijke gemeenschappen? Bij Urban Sync zoeken we het antwoord niet alleen in moderne stedenbouwkundige theorieën, maar duiken we ook in de evolutionaire geschiedenis en de biologie van onze hersenen.

Evolutionaire wijsheid in moderne stedenbouw

Onze verre voorouders leefden in nomadische groepen die jaagden en verzamelden, met een groepsgrootte die zelden groter was dan 150 personen (Dunbar, 1992). Deze begrenzing was geen toeval of culturele keuze, maar een direct gevolg van onze hersenarchitectuur. De Britse antropoloog Robin Dunbar ontdekte een fascinerende correlatie tussen de grootte van de neocortex (het evolutionair nieuwste deel van het brein) en de omvang van stabiele sociale groepen bij primaten. Voor mensen komt deze op ongeveer 150 personen uit – een getal dat inmiddels bekend staat als ‘Dunbar’s number’ (Dunbar, 1993). Wat deze natuurlijke begrenzing zo interessant maakt, is dat dezelfde patronen terugkeren in uiteenlopende contexten: van jager-verzamelaarsgroepen en neolithische dorpen tot moderne religieuze gemeenschappen en militaire eenheden. Bij W.L. Gore & Associates (makers van Gore-Tex) werd dit principe zelfs verheven tot officieel bedrijfsbeleid, met vestigingen die consequent werden opgesplitst zodra ze de 150-persoons grens naderden (Gladwell, 2000).

Een gelaagd sociaal netwerk

Vervolgonderzoek van Dunbar en anderen, waaronder analyses van miljoenen interacties op sociale media, heeft aangetoond dat onze sociale netwerken gelaagd zijn in concentrische cirkels, elk met een specifieke betekenis en biologische basis (Dunbar, 2016):

De intieme cirkel van ongeveer 5 personen vormt onze emotionele basis. Dit zijn onze meest hechte relaties, het aantal dat overeenkomt met de grenzen van ons kortetermijngeheugen.

Hieromheen vormt zich een vertrouwenscirkel van ongeveer 15 mensen die we volledig vertrouwen in vrijwel elke situatie.

De volgende laag van ongeveer 50 personen vormt onze stamgroep – mensen met wie we ons veilig voelen en regelmatig contact hebben.

De bekende grens van 150 personen vertegenwoordigt onze gemeenschap – het aantal mensen van wie we eigenschappen en gedrag kunnen onthouden.

Daarbuiten ligt een schil van ongeveer 500 bekenden en uiteindelijk de uiterste grens van ongeveer 1500 personen – het aantal gezichten dat we kunnen herkennen en een naam kunnen geven (Boommanagement, 2022).

Deze gelaagdheid verklaart waarom we ons zo verschillend voelen in omgevingen van verschillende omvang. In een gemeenschap van 150 mensen voelt men zich doorgaans veilig en vertrouwd – een vreemdeling valt onmiddellijk op. Bij 500 mensen vermindert dit gevoel al aanzienlijk, terwijl het bij 1500 of meer grotendeels verdwenen is, wat kan leiden tot een verhoogd gevoel van anonimiteit en onveiligheid.

De paradox van verstedelijking en geluk

Deze evolutionaire inzichten werpen een interessant licht op een schijnbare paradox: in Nederland zijn plattelandsbewoners gemiddeld gelukkiger dan stedelingen, terwijl in ontwikkelingslanden verstedelijking juist tot meer geluk leidt (NIDI, 2022). Onderzoek van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut wijst uit dat Nederlandse stedelingen minder gelukkig zijn door verschillende factoren waaronder verminderd veiligheidsgevoel, hogere woningprijzen, maar vooral: minder sociaal kapitaal. Opvallend genoeg geldt dit niet voor alle leeftijdsgroepen: jongeren (15-29 jaar) en 60-plussers zijn in de stad ongeveer even gelukkig als op het platteland, mogelijk door andere prioriteiten en behoeften (Burger, 2022).

Wat het platteland voor velen aantrekkelijk maakt, is wat in Oost-Nederland ‘noaberschap’ wordt genoemd: een cultuur van nabijheid en wederkerigheid. Zoals burgemeester Jorrit Eijbersen van Hellendoorn het verwoordt: “Je leeft hier met een glimlach op je gezicht. Dat is écht zo: iedereen groet elkaar op straat” (Welingelichtekringen, 2023).

Hoogleraar plattelandsgeografie Tialda Haartsen duidt dit fenomeen als een combinatie van “aanprutsen en affectie” – de fysieke en mentale ruimte om je eigen gang te gaan, gecombineerd met onderlinge bekendheid en gunfactor (Haartsen, 2023). Deze aspecten zijn niet inherent aan het platteland, maar aan de schaal en organisatie van gemeenschappen.

Een meerschalige benadering voor gezonde stedenbouw

De uitdaging voor moderne stedenbouwkundigen is duidelijk: hoe combineren we de efficiëntie en diversiteit van steden met de gemeenschapszin en het geluksgevoel van kleinere gemeenschappen? Bij Urban Sync ontwikkelden we hiervoor een meerschalige benadering die de verschillende niveaus van sociale organisatie respecteert.

Van mensen naar woningen: een vertaalslag

De inzichten van Dunbar gaan over het aantal mensen met wie we betekenisvolle relaties kunnen onderhouden. Voor stedenbouwkundige toepassingen vertalen we dit naar woningen, uitgaande van een gemiddelde van 2,1 personen per huishouden in Nederland. Deze vertaalslag maakt de biologische principes praktisch toepasbaar in ruimtelijke planning.

  • Intieme clusters (±15 personen / 5-8 woningen) vormen de basis voor dagelijkse interactie en onderlinge hulp. We sturen op woongebouwen of -clusters met gedeelde binnentuinen of gemeenschappelijke voorzieningen die natuurlijke ontmoetingen bevorderen, vergelijkbaar met de traditionele hofjes. Deze schaal is niet willekeurig: stedenbouwkundige Christopher Alexander identificeerde in zijn invloedrijke werk “A Pattern Language” (1977) dat clusters van 8-12 woningen optimaal zijn voor sociale cohesie. Jan Gehl, de pionier van mensgerichte stedenbouw, documenteerde in “Life Between Buildings” (1971) dat groepen van 5-10 woningen aanzienlijk meer sociale interactie genereren dan grotere blokken.
  • Stamgroepen (±50 personen / 20-25 woningen) creëren we met een herkenbare identiteit, vaak rondom een gezamenlijke ontmoetingsplek. Op deze schaal ontstaat voldoende vertrouwdheid voor gedeelde initiatieven zoals moestuinen of buurtactiviteiten. Dit niveau correspondeert met wat Oscar Newman in “Defensible Space” identificeerde als de maximale omvang waarbij bewoners nog een gevoel van eigenaarschap voor hun omgeving ervaren.
  • Primaire gemeenschappen (±150 personen / 60-70 woningen) vormen het hart van onze aanpak. Deze eenheden krijgen een eigen karakter en vaak een kleine commerciële en maatschappelijke ontmoetingsplek, zoals een huiskamer of kleine buurtwinkel. Hier kan echte sociale cohesie ontstaan – mensen kennen elkaar bij naam en gezicht. Deze schaal is gebaseerd op Dunbar’s number (150 personen) en vindt bevestiging in zowel antropologisch onderzoek als stedenbouwkundige praktijk.
  • Functionele buurten (±500 personen / 200-250 woningen) bieden voldoende kritische massa voor kleinschalige lokale voorzieningen zoals een buurtpark, volkstuin of kinderopvang, maar blijven nog herkenbaar als eenheid.
  • Leefbare wijken (±1500 personen / 600-700 woningen) hebben de kritische massa voor volwaardige voorzieningen zoals een school, winkel, zorgdiensten en sportvoorzieningen. Dit niveau markeert de grens van gezichtsherkenning – het maximale aantal mensen wiens gezichten we kunnen onthouden.

Wat onze benadering uniek maakt, is de aandacht voor verbindende structuren die deze verschillende schaalniveaus samenbrengen. We sturen op doelbewuste fysieke elementen — zoals doorlopende groene routes, strategisch geplaatste pleinen en multifunctionele gemeenschapsruimten — die zorgen dat de kleinere gemeenschappen niet geïsoleerd raken, maar deel uitmaken van een groter, samenhangend geheel. Deze verbindende elementen krijgen een herkenbare identiteit door landschappelijke kenmerken, architectuurstijl of historische context.

Deze gelaagde aanpak implementeren we door zorgvuldig ontworpen ontmoetingsplekken op verschillende schaalniveaus: van bankjes en speeltuinen tot collectieve tuinen en buurtpleinen (Nimep, 2019). Daarnaast stimuleren we participatie door bewoners te betrekken bij de inrichting en het beheer van gedeelde ruimtes, wat volgens onderzoek leidt tot sterkere groepsidentiteit en meer samenwerking.

Universele toepasbaarheid: lessen uit organisaties

De principes van optimale schaal voor menselijke interactie vinden bevestiging in talloze domeinen buiten de stedenbouw. In het bedrijfsleven zien we opmerkelijke parallellen met hoe succesvolle organisaties zich structureren.

W.L. Gore & Associates, reeds genoemd, biedt een van de meest overtuigende voorbeelden. Hun strikte 150-persoons regel leidde niet alleen tot betere communicatie, maar resulteerde in buitengewone innovatie en een plaats op Fortune’s lijst van “100 Best Companies to Work For” gedurende meer dan 40 jaar. Wanneer een vestiging de kritische grens naderde, werd letterlijk een nieuwe fabriek gebouwd, vaak aan de overkant van de parkeerplaats, om de menselijke schaal te behouden. Ook andere organisaties passen verschillende niveaus van Dunbar’s hiërarchie toe. FAVI (Franse messing-fabrikant) en Morning Star (werelds grootste tomatenverwerker) werken met autonome teams van 20-30 personen – corresponderend met Dunbar’s “stamgroep”-niveau. Svenska Handelsbanken herstructureerde hun organisatie in lokale vestigingen van maximaal 200 medewerkers, waardoor ze aanzienlijk beter presteerden dan hun gecentraliseerde concurrenten.

Zelfs in grote organisaties speelt het principe een rol. Hewlett-Packard implementeerde de richtlijn dat bedrijfseenheden niet groter zouden worden dan ongeveer 1500 personen – overeenkomend met de uiterste grens van gezichtsherkenning (Boommanagement, 2022). En militaire organisaties wereldwijd structureren hun eenheden met compagnieën van ongeveer 150 soldaten als basiseenheid voor effectieve samenwerking.

Deze convergentie van praktijken uit zo uiteenlopende velden onderstreept de universele relevantie van menselijke schaal. Organisaties die zich bewust of onbewust aanpassen aan onze biologische capaciteit voor sociale relaties, presteren consequent beter in termen van innovatie, betrokkenheid en aanpassingsvermogen (Waber et al., 2014). De lessen die we hieruit kunnen trekken voor stedenbouw zijn duidelijk: de principes van menselijke schaal zijn niet slechts theoretische concepten of nostalgische verlangens, maar praktisch toepasbare inzichten met meetbare voordelen.

De toekomst van gemeenschapsontwerp

Hoewel het concept van optimale groepsgrootte robuust is, erkennen we ook de kritische kanttekeningen. De exacte getallen kunnen variëren afhankelijk van culturele factoren en sociale omstandigheden. Moderne communicatietechnologie beïnvloedt onze interactiepatronen, al toont recent onderzoek aan dat ook online relaties dezelfde hiërarchische structuur volgen.

Bij Urban Sync geloven we dat deze evolutionaire inzichten geen nostalgisch verlangen vertegenwoordigen naar een verloren dorpsleven, maar een wetenschappelijk onderbouwde benadering bieden voor gezondere, gelukkigere en veerkrachtigere gemeenschappen. Door rekening te houden met optimale gemeenschapsgrootte stedenbouw creëren we niet alleen efficiëntere steden, maar ook plekken waar mensen zich echt thuis voelen.

Wil je meer weten over hoe wij deze principes toepassen in onze projecten? Kijk verder op https://urbansync.nl/thema/sync-city/ om meer te weten te komen over het meetbaar maken van gezondheid of neem contact met ons op via info@urbansync.nl

Referenties

Alexander, C., Ishikawa, S., & Silverstein, M. (1977). A Pattern Language: Towns, Buildings, Construction. Oxford University Press.
Boommanagement. (2022). Waarom zeven mensen sterker zijn dan honderd. Geraadpleegd van https://boommanagement.nl/artikel/waarom-zeven-mensen-sterker-zijn-dan-honderd/
Burger, M. (2022). Geluksonderzoek Nederland [Interview]. NRC Handelsblad.
Dunbar, R. I. M. (1992). Neocortex size as a constraint on group size in primates. Journal of Human Evolution, 22(6), 469-493.
Dunbar, R. I. M. (1993). Coevolution of neocortical size, group size and language in humans. Behavioral and Brain Sciences, 16(4), 681-694.
Dunbar, R. I. M. (2016). Do online social media cut through the constraints that limit the size of offline social networks? Royal Society Open Science, 3(1), 150292.
Gehl, J. (2011). Life Between Buildings: Using Public Space. Island Press. (Oorspronkelijk gepubliceerd in 1971)
Gladwell, M. (2000). The Tipping Point: How Little Things Can Make a Big Difference. Little, Brown and Company.
Haartsen, T. (2023). Over aanprutsen en affectie [Interview]. Welingelichtekringen.
Hill, R. A., & Dunbar, R. I. M. (2003). Social network size in humans. Human Nature, 14(1), 53-72.
Mumford, L. (1954). The Neighborhood and the Neighborhood Unit. Town Planning Review, 24(4), 256-270.
Newman, O. (1972). Defensible Space: Crime Prevention Through Urban Design. Macmillan.
NIDI. (2022). De geluksparadox van de verstedelijking. Demos. Geraadpleegd van https://nidi.nl/demos/de-geluksparadox-van-de-verstedelijking/
Nimep. (2019). De biologie van burgerbetrokkenheid. Geraadpleegd van https://nimep.nl/wp-content/uploads/2019/12/de-biologie-van-burgerbetrokkenheid.pdf
Psychology Today. (2023). Is There an Ideal Size for Human Social Groups? Geraadpleegd van https://www.psychologytoday.com/us/blog/out-of-the-ooze/202405/is-there-an-ideal-size-for-human-social-groups
Royal Society Publishing. (2021). Onderzoek naar groepsgrootte en sociale structuren. Geraadpleegd van https://royalsocietypublishing.org/doi/10.1098/rsbl.2021.0158
Universiteit van Nederland. (2023). Waarom ben je gelukkiger op het platteland dan in de stad? [Video]. Geraadpleegd van https://www.universiteitvannederland.nl/college/waarom-ben-je-gelukkiger-op-het-platteland-dan-in-de-stad
Waber, B., Magnolfi, J., & Lindsay, G. (2014). Workspaces That Move People. Harvard Business Review, 92(10), 68-77.
Welingelichtekringen. (2023). Waarom dit dorp waarschijnlijk het gelukkigste van Nederland is. Geraadpleegd van https://www.welingelichtekringen.nl/samenleving/waarom-dit-dorp-waarschijnlijk-het-gelukkigste-van-nederland-is